25 jaar Radio Nostalgia, oftewel Jan’s 78-toeren Pakhuis
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het verenigingsorgaan van ‘De Weergever’ – juni 2024.

Kun je het je nog voorstellen? Een leven zonder internet? Voor veel verzamelaars is het tegenwoordig de meest vanzelfsprekende plek om informatie te vinden, om met anderen in contact te komen of om de muziek van onze oude platen daadwerkelijk met anderen te delen. Ook De Weergever heeft zijn eigen website en Facebookpagina. Kortom, het internet is niet meer weg te denken en maakt volledig deel uit van ons leven.

Maar hoe was dat eind jaren ’90? Een kwart eeuw geleden, in 1999 bouwde ik de eerste versie van de website “Jan’s 78-toeren Pakhuis”. Daarvoor digitaliseerde ik 78-toerenplaten uit mijn collectie, die ik vervolgens als Real Audio bestanden, voorzien van informatie op zgn. etages van mijn virtuele pakhuis plaatste. In die tijd was die website nog een rariteit. Nu 25 jaar later is die website er nog steeds, alweer lang geleden omgedoopt tot Radio Nostalgia. Naast de losse audiobestanden kwam er in de loop der tijd een echt online radiostation bij dat wereldwijd wordt beluisterd. Na een kwart eeuw kijk ik terug op de begintijd van het virtuele pakhuis én naar de ontwikkeling van het internet, dat inmiddels volledig in ons leven is geïntegreerd.
Als je Wikipedia erop naslaat dan deed het World Wide Web midden jaren negentig zijn intrede bij het Nederlandse publiek. Het bestond weliswaar al enige tijd binnen de wetenschappelijke wereld, bijvoorbeeld op universiteiten om makkelijk onderzoeksresultaten te kunnen uitwisselen. Maar voor ons, gewone consumenten, begon het met de oprichting van XS4ALL en in Amsterdam met De Digitale Stad. In die beginjaren ‘93/’94 was het vooral een kleine groep studenten en computerspecialisten die de kopgroep vormden.
In die tijd werkte ik bij de KRO-televisie. Als uitvoerend producent gaf ik leiding aan een team dat met innovatieve productiemethoden nieuwe programma’s ontwikkelde. Ik herinner me dat het op een zeker moment constant gonsde over dat nieuwe fenomeen: het internet oftewel het World Wide Web. Wat het was en wat je ermee kon was ons volstrekt onduidelijk. We nodigden een paar specialisten uit die ons een wereld schetsten waarin door de komst van het internet alles anders zou worden. Wij keken als konijnen in de koplampen; we konden er ons nog weinig bij voorstellen. In 1995 kwam er ook bij mij thuis een nieuwe computer met kleurenscherm, die aan de vaste telefoonaansluiting werd gehangen. Ik weet nog goed het geluid van die eerste krakkemikkige modem waarmee je inbelde op het telefoonnet. Dan moest je wel eerst tegen de huisgenoten zeggen dat er voorlopig niet gebeld kon worden op de vaste lijn. Ik zocht een internetpagina op en lijntje voor lijntje kwam langzaam een webpagina in beeld. Pure tovenarij! Het duurde wel eindeloos. Na een uur of zo kon je eindelijk de hele pagina bekijken. De grootste schok kwam aan het eind van de maand toen de telefoonrekening binnenkwam. Bij de KRO en bij de andere omroepen werd al snel duidelijk dat we als mediabedrijven mee moesten in deze nieuwe trend. Hoewel er nog relatief weinig gebruikers waren, werden bij belangrijke programma’s de eerste internetpagina’s gebouwd. Het was nog pionieren want wat precies het belang zou zijn wist niemand nog. Er was maar één nieuwbakken internetredacteur, die onderdak kreeg bij de afdeling Marketing & Communicatie. Over communicatie gesproken, bij de KRO maar tevens bij ieder ander bedrijf verliep de interne communicatie nog vooral door elkaar te bellen én via het tikken van memo’s die in gaatjesenveloppen door mensen van de postkamer door de panden heen werden bezorgd op hun tweemaal daagse postrondes. Totdat de bijvangst van het internet – de e-mail – daar ook een einde aan zou maken.
Zelf leek het me geweldig om een eigen homepage te bouwen maar het was nog steeds volstrekt abracadabra voor me hoe dat zou moeten. De doorslag om zelf aan de slag te gaan kwam dankzij de V&D. Een warenhuis dat ik nog steeds mis. Toen het een aantal jaren geleden failliet ging, werd er in de media nogal laatdunkend over gedaan. Het zou een suf imago hebben. Terwijl het voor mij als opgroeiend jongetje altijd een walhalla was geweest waar ze alles hadden wat ik zocht. Ik kocht er mijn eerste singletjes in hun discobar. Ze verkochten er bijvoorbeeld hengels met alle toebehoren. En ook kocht ik er in de jaren ‘60 mijn eerste (plastic) fototoestel (voor fl. 3,95). En nu, in die jaren ‘90, kocht ik er een dun boekje “HTML & Internet” met de subtitel “Maak je eigen webpagina in 20 minuten!”.

Ik ging aan de slag. Maar wat moest het worden? Het leek me leuk een virtueel dorp te bouwen, waar ieder lid van ons gezin een plek in zou krijgen. De dochter die van koken hield kreeg een restaurant. De dochter die dol op paarden was een virtuele manege. En de creatieve dochter kreeg een atelier om haar werk te tonen. En papa Jan? Die bouwde een museum voor zijn heldin Deanna Durbin en een pakhuis voor zijn 78-toerenverzameling. Zo werd het virtuele dorpsplein gevuld met aanklikbare panden.
In het 78-toerenpakhuis kon (en kun) je verschillende etages aanklikken. Op iedere etage plaatste ik vijf grammofoonplaten uit mijn collectie, voorzien van verhaaltjes en afbeeldingen. Het was een onnoemelijk werk. Op de eerste plaats om het er qua opmaak te laten uitzien zoals ik wilde. Ik herinner me vaak tot diep in de nacht met de HTML-codes te zitten prutsen en vloeken om een afbeelding wat hoger of lager te krijgen en in Photoshop Elements de etiketten van de platen goed uit te snijden. Ook was het in die tijd niet makkelijk om de platen via mijn pick-up in de PC te kunnen opnemen én te kunnen opknappen door de ruis en tikken te verwijderen. Ik leerde daarvoor Cool Edit Pro te gebruiken dat later door Adobe werd opgekocht en werd omgedoopt in Audition. Het was de bedoeling dat bezoekers de muziekjes online konden afspelen in plaats van eerst te hoeven downloaden. Daarvoor gebruikte ik Real Audio dat na de komst van mp3 snel van het toneel verdween.
Afijn, voor ik al te technisch word, het was een bevalling die tot grote euforie leidde. Als 78-toerenverzamelaar had ik me best een eenling gevoeld. In mijn vriendenkring was er niemand die nog van die oude breekbare platen had. Een van m’n vrienden vertelde dat hij als tiener er met een vriendje mee overgooide, omdat ze zo mooi als frisbees door de lucht zeilden (en met een smak in stukken vielen). Au!
Met de komst van het internet kwam ik erachter dat het wereldwijd barstte van verzamelaars zoals ik. En tot mijn blijdschap ontdekten steeds meer bezoekers mijn website om naar mijn platen te luisteren. Het voelde zo bijzonder dat mijn ‘dode’ collectie oude platen een nieuw publiek bereikte.
Dat bereiken van het publiek was in die pionierstijd nog niet zo makkelijk. Google bestond nog niet. De belangrijkste zoekmachine in die tijd was Altavista. Later kwam daar het Nederlandse Ilse bij. Tegenwoordig doorzoekt Google automatisch en continu het hele internet op nieuwe websites, maar destijds moest je om op Altavista te komen enorm veel toeren uithalen om door hen geïndexeerd te worden. Zonder enige garantie dat je website tevoorschijn kwam als iemand ergens op de wereld 78RPM zou intikken. Wat ongeveer in dezelfde tijd in Nederland werd opgericht was het fenomeen ‘Startpagina’. Toen ik daar een linkje kreeg begon het te lopen. Helemaal toen ik in 2000 geïnterviewd werd op de NCRV-radio. Die uitzending is nog via mijn website te beluisteren.
En weet u nog dat in die begintijd alle websites zo’n beetje een gastenboek hadden? In een tijd dat er nog geen Facebook of Instagram was (en zelfs nog geen Hyves!) schreef men vol enthousiasme in die virtuele gastenboeken. Het was bijzonder om van wildvreemde mensen van over de hele wereld berichtjes te mogen krijgen. Een hele bijzondere was op een dag een berichtje van de vicepresident van de VS Dick Cheney. Die had blijkbaar naast zijn werk ook nog tijd om te surfen op het internet (hij had op Deanna Durbin gezocht).
Wikipedia bestond nog niet en er was nog niet over ieder onderwerp of iedere persoon een lemma op het web te vinden. Dat had eigenlijk zijn charmes. Wilde je iets weten over een wat minder bekende artiest of band op een van je 78-toerenplaten, dan was het best een zoektocht om aan informatie te komen. Het kwam neer op de aanschaf van naslagwerken en door zelf stukjes uit de krant knippen als er weer eens een artiest van weleer was overleden. Voor de opnamedata waren de twee delen Jazz Records 1897-1942 van de roemruchte Brian Rust een ware uitkomst. Daar moest ik destijds al een flink bedrag voor neertellen. Wat minder accuraat maar toch een mooi vertrekpunt was ‘The Almost Complete 78 RPM Dating Guide’ van Steven C. Barr. Voor artiestenbiografieën had ik de acht vuistdikke delen van ‘The Encyclopedia of Popular Music’ van Colin Larkin. Voor Nederlandse artiesten was de instap het Acteurs- en Kleinkunstenaars Lexicon van Piet Hein Honig (waar anders kwam ik in die tijd wat te weten over bijvoorbeeld ene Albert Bol?). En last but not least ben ik een aantal keren geholpen door de allergrootste opnamedata-archivaris van ons land Rinus Blijleven. En nu? Zelfs over meest obscure artiest is wel iets te vinden via Google.
Ik was in 1998 van de KRO overgestapt naar de NCRV waar ik als eindredacteur op de afdeling Gevarieerde Programma’s TV aan de slag ging. Het nieuwe millennium brak aan en het jonge internet veroverde razendsnel de wereld. Bij de NCRV stapte het hoofd van de afdeling Nieuwe Media op en werd ik gevraagd hem voorlopig op te volgen. Bij de omroepen waren inmiddels de teams Nieuwe Media als kool gegroeid. Er werd niet zozeer gebouwd aan websites maar aan zgn. communities. Men zag in het internet nieuwe manieren om mensen aan een omroep te binden. Zo werden er bijvoorbeeld aparte platforms voor de jeugd gebouwd, waarbij het de bedoeling was dat de scheidslijn tussen lineaire tv-uitzendingen en het online-domein naadloos in elkaar over zouden gaan. We experimenteerden met interactieve TV, een programma als Zo vader Zo Zoon of De Nationale Nieuwsquiz zou je met je afstandsbediening vanaf je bank in de huiskamer moeten kunnen meespelen. Kortom, binnen een paar jaar waren de technische online mogelijkheden enorm toegenomen. In het verlengde van deze ontwikkelingen zag ik voor me dat ik mijn virtuele 78-toerenpakhuis, dat als een hobby was geboren, zou kunnen laten opgaan in een domein voor senioren. In 2000 schreef ik mij in de Kamer van Koophandel in onder de naam Radio Nostalgia. Ik schreef een projectplan, kreeg een starterssubsidie van de provincie Utrecht en stapte met het plan naar de directeur van de NCRV Harrie Hemink met de vraag of de omroep wilde participeren. Na bespreking in het MT was de uitkomst dat er een haalbaarheidsonderzoek moest worden opgetuigd door een externe partij en ik zelfstandig zou moeten worden. En ja, wat doe je dan? Drie kleine kinderen thuis en ik miste ondertussen ook de televisie. De zaak stierf een zachte dood met als enig resultaat dat ik de domeinnaam www.radionostalgia.nl op mijn naam had staan.
In 2002 verscheen er bij Bruna een flink boek met de titel “Creatief Computeren voor senioren”. Daarin werd mijn website uitgelicht om uit te leggen hoe je op het internet naar muziek kon luisteren. Zie je nou wel, dacht ik. Had ik toch moeten doorzetten met mijn seniorendomein? Afijn, stap voor stap werd in dat boek de lezer meegenomen hoe je na het downloaden van de Real Player een plaat van de Ramblers vanaf mijn website uit je PC kon laten schallen. Zelf wilde ik van die Real bestanden het liefst overstappen naar een echte online radiozender. Die kans diende zich in 2007 aan toen het Franse Radionomy startte. Vanaf hun servers kon ik mijn gedigitaliseerde 78-toerenplaten non-stop via mijn eigen online radiostation uitzenden. Het was een spannende tijd, de servers in Parijs wilden buiten kantooruren er nog wel eens mee ophouden waarna je in je statistieken het zorgvuldig opgebouwde wereldwijde publiek weer als sneeuw voor de zon zag smelten.

Een ander fenomeen was dat de landelijke NPO zender Radio 5 zich een tijdlang Radio 5 Nostalgia noemde. Als zij een week van de nostalgie hadden en de luisteraars opriepen om hun herinneringen per e-mail te delen, dan waren er honderden luisteraars die de ‘5’ in het e-mailadres vergaten, waardoor mijn radionostalgia-inbox letterlijk overliep. Inmiddels wordt alweer vijf jaar mijn online radiozender technisch gestreamd vanuit Canada. Je hoort een continue mix van muziek uit zo’n beetje alle genres. Een muzikale reis door het 78-toerenplaten tijdperk met jazz, Amerikaanse en Nederlandse hits, Franse chansons, Duitse schlagers, Britse dance bands, country en blues. De stemmen die je in de zgn. jinglestussendoor hoort zijn allemaal bekenden van mij, die ik in de loop der jaren gevraagd heb om in hun moederstaal (met uitzondering van mijn dochters die het Frans en Engels voor hun rekening namen) wat voor mij in te spreken. Dat gaat van mijn van geboorte Duitse vrouw, mijn voormalige Zweedse buurvrouw, een Poolse museumcurator, via een Japanse schoolvriendin van mijn dochters, een Russische goede kennis tot een Italiaanse ambtenaar.
Een vaste groep luisteraars heeft ‘m dagelijks aanstaan. Zo kreeg ik berichtjes van o.a. een koffietentje in Argentinië tot en met een restaurant in China waar mijn Radio Nostalgia over een oude radio wordt afgespeeld. Ook vernam ik dat ie aanstaat in verschillende bejaardenhuizen in de Verenigde Staten. Maar tegenwoordig weten jonge hipsters de krakende muziek uit het 78-toerentijdperk ook te waarderen. Nog steeds leg ik met regelmaat een plaat op de draaitafel om hem te digitaliseren en aan de playlist toe te voegen. De oorspronkelijke website van het pakhuis is inmiddels een beetje verstoft maar bestaat nog steeds. De meeste luisteraars luisteren naar Radio Nostalgia via een platform als Radio Garden, Radio Shaker of myTuner. Die laatste zit ook in de app van de Sonos-boxjes. Mocht je die in je huis hebben staan, dan kun je Radio Nostalgia vinden onder myTuner Radio. Een paar jaar geleden kreeg Radio Nostalgia er een broertje bij in de vorm van “Pakhuis Nostalgia – de podcast”, waarin uiteenlopende verhalen worden geïllustreerd met muziek vanaf 78-toerenplaten. Zowel de radio als de podcast kun je vinden op mijn website www.hovers.nl.

Het originele pakhuis uit 1999 staat er dus inmiddels wat verwaarloosd bij. Maar ik heb hem op mijn persoonlijke virtuele monumentenlijst geplaatst. Af en toe betreed ik via www.radionostalgia.nl nog een etage om die platen aan te klikken en de stukjes te lezen. Hoe leuk was die pionierstijd en wat zijn de ontwikkelingen snel gegaan. We zijn een kwart eeuw verder. Ik heb mijn vrouw (misschien wel de grootste fan) beloofd er mee door te gaan en een van mijn dochters houdt hem in de lucht als ik er op een dag niet meer zou zijn. Dus op naar de volgende 25 jaar! En ga jij luisteren? Laat je me dan weten of het je bevalt?