“Rare snijboon, zei ze…” | 2023 | acryl op doek | 18 x 24 cm

Rare snijboon

In opmaat naar een middelbare school reünie bezoek ik na vele jaren weer eens schoolbank.nl.
Na wat gehannes met verouderde inloggegevens kom ik, doordat ik ooit mijn schoolhistorie heb ingevoerd, terecht in een carrousel van klassenfoto’s uit mijn schoolgaande jaren. Al swipend zoek ik naar die van mijn eigen klassen totdat ik – baf – onverwacht tot stilstand kom bij eentje van een voor mij onbekende klas. De foto is behoorlijk onscherp maar ik zie het toch goed. Daar is ze!

Wat ben ik? Zestien misschien? Ik zit in de aula. En daar passeert ze. Een meisje zo mooi, zo elegant, als een engel. De bliksem slaat in. Zucht… wat een schoonheid. Ik vermoed dat ze een jaar of twee jonger is en in een lagere klas zit. Ik heb haar nog nooit eerder gezien. De bel gaat, de meute leerlingen komt in beweging en ik verlies haar uit het oog. De dagen daarna kijk ik rond of ik haar weer zie.

Waar leeftijdsgenoten de eerste schreden zetten op het liefdespad en er links en rechts de eerste romances ontstaan, ben ik zelf zo bleu als wat. Ondanks een grote mond voel ik me, vooral naar meisjes, ongelofelijk verlegen. Ik praat wel gezellig met ze, maar ik durf het me niet in mijn hoofd te halen dat een meisje mij misschien ook wel leuk zou kunnen vinden. Dus blijft het bij puberale dagdromen. Meisjes zijn een soort hemelse wezens – een beeld gecreëerd door te veel boeken uit de romantiek en suikerzoete films uit de gloriejaren van Hollywood. Zaken waar ik graag in weg zwijmel maar die absoluut niet cool zijn en die ik daarom maar wijselijk voor mezelf houd.

Af en toe zie ik haar weer lopen. En ondanks dat ik haar nog nooit heb horen praten en geen idee heb wie of wat ze is, gaat telkens als ik haar zie mijn hart sneller kloppen. De dwepende puber heeft het er maar zwaar mee – Goethes jonge Werther is er niks bij. Ik doe mijn best om het niet te laten opvallen. Niet staren, geen male gazing zoals dat nu zou heten. Ik neem mijn vriend Ben in vertrouwen en vraag of hij ook een stille liefde heeft. We kunnen elkaar een hand geven en bedenken een geheime taal om het erover te hebben zonder dat het bij klasgenoten opvalt. Ben, die waanzinnig goed kan tekenen (samen schrijven we voor de schoolkrant) maakt een prachtige omslag voor mijn schoolagenda waar onze geheimen symbolisch in verwerkt zitten. We benaderen een jongetje in een lagere klas als spion om er achter te komen hoe ze heet en waar ze woont. Zo leren we ook dat ze niet zo lang geleden is verhuisd.

Ik kan me er nu helemaal niks meer bij voorstellen, dat ik niet gewoon een praatje aanknoopte, er achter zou komen dat ze misschien helemaal niet zo ‘goddelijk’ zou zijn, of dat die twee jaar verschil veel te veel was op die leeftijd. Maar nee, de fantasie werd verder opgetuigd. Ben en ik bedenken hoe we een signaal zouden kunnen afgeven zonder onszelf te ontmaskeren. Dus gaan we ‘s avonds laat naar haar oude straat, waar we het straatnaambordje van een lantaarnpaal afschroeven. Om een dag later opnieuw op Bens schouders te klimmen om hetzelfde te doen met het bord in haar nieuwe straat en die om te wisselen met dat van haar oude straat. Dat zou haar toch wel aan het denken zetten? (Nee, we gebruikten geen pilletjes.) Ben herinnert zich ook nog dat we vervolgens hebben gebeld naar het Amstelveens Weekblad om te melden dat het zo raar was dat er een verkeerd bordje in de straat hing.
Er zijn nog foto’s van Ben en mij, genomen op mijn jongenskamer, waar we om de beurt met het naambordje van haar straat poseren.

Een poosje later zit ik in de aula. Ik weet niet meer of ik er alleen zat of met Ben. Daar is ze, samen met een vriendin. Maar wat zullen we nou krijgen? Ze komt met een vrolijk gezicht recht op mij afgelopen. Vlak voor me blijft ze staan.

“Rare snijboon!”, zegt ze uitdagend. Haar vriendin en zij barsten in lachen uit om vervolgens snel weg te lopen. Mijn bloed stopt met stromen en ik wil ter plekke in het niets verdwijnen. De dwepende puberziel lijdt ondragelijke pijn.

Kwetsbare pubers worden groot en kunnen lachen om de dagdromerijen in hun vorig leven. Het door mij geadoreerde onbekende meisje vervaagde en werd uiteindelijk vergeten. Totdat ik door die onverwachte foto opeens weer zestien ben en kan invoelen wie ik was, wat ik voelde. Mooie aanleiding om er een schilderijtje aan te wijden.

Ik bedenk me dat ze vast thuis heeft verteld dat er een jongen uit een hogere klas vaak naar haar keek. Dat haar vader of moeder toen heeft gezegd dat ze hem maar gewoon een rare snijboon moest noemen. Want zelfs midden jaren zeventig was dat al behoorlijk archaïsch taalgebruik.
Ik kijk nog een keertje met een glimlach naar de foto en denk met vertedering aan puber Jan. Ik zeg tegen hem dat alles écht goed komt. En dat er geen mooiere geuzennaam bestaat dan “Rare snijboon”!